In 2007 werd er in Schotland een coupeerverbod ingesteld voor alle hondenrassen. Dit was in navolging van de in 2006 in Schotland aangenomen Animal Health and Welfare Act. Het leverde felle kritiek van tegenstanders op en er werd geroepen om uitzonderingen te blijven maken voor jachtgebruikshonden.

In december 2015 meldde de BBC dat naar aanleiding van deze niet aflatende stroom van klachten door het Schotse ministerie was besloten om de universiteit van Glasgow te laten uitzoeken of en hoe een coupeerverbod zinvol was. De uitkomst van dit onderzoek was een beetje een open deur: het couperen van staarten bij jachthondenpups zou het risico op verwondingen op latere leeftijd significant verkleinen. Dat had ik ze zonder duur onderzoek ook wel kunnen vertellen. De Schotse overheid bedacht daarop dat met een kleine wetswijziging mogelijk kon worden gemaakt dat de beslissing voor wel of niet couperen van staarten bij pups neergelegd kon worden bij dierenartsen die per situatie zouden moeten beoordelen of couperen wel of niet geoorloofd zou zijn.
Kortom, het coupeerverbod zoals men dat had bleek niet onverdeeld succesvol te zijn en gaf nog erg veel ruimte voor discussie. Op 4 oktober 2016, dierendag nota bene, bracht het Schotse ministerie van landbouw het bericht met een aantal nieuwe maatregelen in het kader van dierenwelzijn naar buiten. Hierin stond onder andere dat de wet aangaande het coupeerverbod op punten aangepast zou worden, waarmee voor sommige hondenrassen een uitzondering gemaakt kan worden. De Schotse staatssecretaris van Milieu, Roseanna Cunningham, merkte het volgende op: “We hebben gezien dat sommige werkhonden hun staarten beschadigen, daarom heb ik besloten om dierenartsen toe te gaan staan om de staarten van spaniëls en andere jachthondenpups te couperen als zij van mening zijn dat dat het in de toekomst verwondingen zal kunnen voorkomen bij werkhonden.”