Flash News
  • Hij luistert niet… Puberstreken? Ik vond vanmorgen een labrador. Gewoon bij een kom water waar ik langs liep met de honden. Terwijl ik de holle weg omhoog wandelde en…
  • Stelling: je moet een… Elke tak van sport kent zijn stellingen, vaak zijn ze duurzaam. Veel van die stellingen hebben een bijna onbeperkte houdbaarheid. Sommige worden met de tijd…
  • (On)sportief gedrag Ik heb gehoorzame en werklustige honden, een opdracht weigeren doen ze eigenlijk nooit. Een apport laten liggen omdat ze er geen zin in hebben is…
  • Checklist voor de SJP En dan is het wedstrijdseizoen weer aangebroken! De SJP zijn van start gegaan, de MAP volgen over een tijdje en elke keer vraagt het van…
  • Stropende honden Laten we het beestje maar bij de naam noemen: jachthonden die niet onder controle staan wanneer zij van de lijn gaan, die ongeoorloofd zelfstandig op…
Algemeen / Training

Contextgebonden leren en generaliseren

“Thuis doet hij het wel”, sprak ze beteuterd. “Thuis komt hij me altijd meteen de dummy brengen”. Tijdens de training op de bosweide ging de hond op commando keurig richting de dummy, pakte hem dan wel een stukje op, maar liet hem vaak halverwege ergens vallen en ging iets anders doen. Meestal de wereld uitrennen, spoortjes onderzoeken en konijnenkeutels eten.

De vrouw kon roepen wat zij wilde, maar de hond kwam altijd pas naar haar terug als hij uitgesnuffeld was en dat kon soms best wel eventjes duren. De trainer zei tegen de vrouw dat de hond dominant gedrag vertoonde en dat ze om die reden niet naar de hond toe mocht gaan om hem op te halen. De baas moet als roedelleider boven de hond staan en dat betekent, zo lichtte de trainer toe, dat de hond ALTIJD naar de baas toe moest komen en NOOIT andersom. Dat zou ondermijnend zijn voor de verhoudingen.

Dominantie?

De vrouw begon het zwaar somber in te zien of haar hond ooit nog eens een goede apporteur zou kunnen worden, want hoewel de hond het thuis allemaal keurig deed was het tijdens de trainingen keer op keer rommelen. De vrouw raakte gefrustreerd, de gevoelige hond reageerde daar weer op en de neerwaartse spiraal was een feit. De vrouw vroeg zich vertwijfeld af wat ze nou nog kon doen om er doorheen te komen, want de zachtaardige en volgzame hond deed eigenlijk alles prima, luisterde prima, eigenlijk was het een heel makkelijke en probleemloze hond. Maar toch was hij volgens de trainer dominant genoeg om buitenshuis niet te willen apporteren…

Foto: Anna van den Berg

Ik zou zelf in een situatie als deze wel naar de hond toe zijn gelopen. De opvatting dat de hond altijd naar de baas toe moet komen en niet andersom vind ik te rigide. Ten eerste zie ik bij hond-hondinteractie ook niet zo’n strikte manier van omgaan met elkaar, en ten tweede maak ik onderscheid tussen ongehoorzaamheid en afgeleid zijn. Ongehoorzaamheid zou je niet moeten negeren en bij afleiding vind ik naar de hond toelopen en even weer diens aandacht vragen een veel logischer reactie. Door de hond maar door te laten rommelen raak je zelf alleen maar gefrustreerd en de hond leert er niets van. Waarom zou je dus niet zelf ingrijpen door even aandacht te vragen van je hond en dan meteen zonder verdere omhaal aan te lijnen? Dan bouwt je frustratie niet verder op en dan kun je ook meteen weer verder met de hond.

Contextgebonden leren

Ik ben zelf nooit zo snel geneigd om dit soort problemen in de training te linken aan een probleem met de gezagsverhoudingen tussen hond en voorjager, maar eerder aan een probleem in de opbouw. Een bekend begrip in (jacht)hondentraining is dat honden sterk contextgebonden leren. Dat betekent dat honden bij het aanleren van nieuwe vaardigheden sterk kijken naar meer factoren dan waar de baas zich bewust van is. Het is de combinatie van factoren die de hond houvast geven, dus als een hond in huis, in de woonkamer, tussen eethoek en zithoek met díe ene, specifieke dummy heeft leren apporteren, dan zal de hond bij herhaling van die omstandigheden eerder geneigd zijn om weer hetzelfde gedrag te laten zien. Als diezelfde setting ineens aangevuld is met een nieuwe dummy, of bezoek dat op de bank zit te lachen bij een wijntje, dan is de situatie, de context voor de hond soms al zo anders (om over de afleiding nog maar te zwijgen) dat hij dat hele huiskamerapport afraffelt of zelfs vergeten lijkt te zijn.

Generaliseren

In de opbouw van eigenlijk alles dat je je hond wilt aanleren, zul je dus moeten zorgen dat de stappen die je neemt niet te groot zijn. De hond heeft namelijk echt tijd nodig om te leren generaliseren. Met generaliseren bedoel ik dan in dit geval: leren dat het apport, íeder apport niet alleen in de huiskamer, maar ook de tuin, óók in de straat en zelfs tijdens de training zo moet worden uitgevoerd zoals dat geleerd is. Vergeet niet dat wij mensen kunnen beredeneren dat een dummy, een ontdooide eend, een bal, een alligatorlederen tas allemaal gewoon geapporteerd kunnen worden, maar een hond kan dat niet. Een hond beoordeelt een situatie op basis van vertrouwde factoren, dus als je hond prima in de achtertuin een dummy kan apporteren wil dat echt nog niet zeggen dat hij ook een ontdooide eend kan apporteren op een veld in het bos.

Foto: Anna van den Berg

Bij een jonge hond start je dus in een prikkelarme omgeving, de hond hoeft alleen maar gefocust te zijn op de baas en op het apport. Bij voorkeur zoek je dan ook nog een plek waar de hond niet kan ‘uitbreken’ met het apport, door bijvoorbeeld een brandgang te gebruiken, of door de hond aan een lange lijn te laten. Als het daar goed gaat, dan kun je eens een andere plek opzoeken of de lange lijn weglaten. Gaat dat goed, dan kun je weer een plek opzoeken met nog weer meer afleiding, enzovoorts. Ook moet je verschillende soorten en maten apporten afwisselen. Op deze manier ben je je hond langzaam aan het leren te generaliseren: de  omgeving en het soort apport zijn niet belangrijk, belangrijk is wat de baas me zegt te doen.

Op het moment dat je merkt dat je hond weer slechter gaat werken, doe dan weer even een stap terug en maak het wat makkelijker voor je hond. Op die manier bied je je de hond namelijk de gelegenheid om de oefening goed te leren beheersen. En hoe beter de hond een oefening beheerst, hoe makkelijker het uiteindelijk zal zijn om te gaan generaliseren.

Het roer om

De vrouw uit het voorbeeld stopte in deze trainingsgroep. Ze kon niks met de dominantie-uitleg van de trainer en besloot maar eens een tijdje bij de KC in haar eigen woonplaats te gaan trainen. Ook daar werd apporteertraining gegeven, maar dan gewoon op het omheinde trainingsveld even buiten het dorp, en niet op de bosweide in het wildrijke bos aan de andere kant van het dorp. De vrouw kreeg huiswerk mee: ze moesten weer even terug naar de basis met apporteren, en dan met kleine stapjes uitbouwen, dus langzaam maar zeker steeds iets meer van de hond gaan vragen.

Al snel gingen baas en hond met sprongen vooruit. Doordat de hond niet van het omheinde veld af kon, en omdat het een ‘clean’ grasveld was zonder de afleiding/verleiding van allerlei wildsporen, was de hond veel minder geneigd om de kuierlatten te nemen. Doordat de voorjager wist dat de hond niet weg kon stond ze er al een stuk meer ontspannen bij. De hond werd daardoor ook alweer een stuk bereikbaarder en al snel was het hele apporteren geen enkel probleem meer. Het jaar er op haakten de vrouw en haar hond weer aan bij de jachttraining en uiteindelijk werd de hond een zeer goede en geliefde praktijkhond.

Foto: Anoeska van Slegtenhorst

Ik ken de vrouw uit het voorbeeld niet. Sterker nog: ze bestaat zelfs helemaal niet. Maar een situatie zoals waar deze fictieve voorjager in was beland komt vaak voor. Daarom vond ik het toch de moeite waard om er eens iets over te schrijven.

Samengevat

  • Honden leren sterk contextgebonden. Dat ze een oefening op de ene plaats beheersen wil lang niet altijd zeggen dat ze hem ook op een andere plaats, in een andere setting beheersen. Dat is geen ongehoorzaamheid of een verstoorde rangorde tussen hond en baas. De hond begrijpt in een andere situatie simpelweg niet wat er van hem gevraag wordt.
  • Een hond kan pas betrouwbaar werken als hij heeft leren generaliseren. Dat betekent dat de hond moet leren dat een oefening onder alle omstandigheden uitgevoerd moet worden
  • Generaliseren betekent ook dat de hond moet leren dat alles, ieder voorwerp in principe op dezelfde manier geapporteerd moet worden. Een hond die niet goed heeft leren generaliseren heeft bijvoorbeeld vaak moeite met de overgang van dummy’s naar koud wild, en ook is de overgang van koud naar warm wild vaak wat lastiger. Honden die wel goed kunnen generaliseren zijn bij aarzeling vaak makkelijker te motiveren een voor hen nieuw apport op te pakken wanneer zij het bekende commando “apport” krijgen.

Deze principes van context en generaliseren zijn heel essentieel in de wijze waarop honden leren. Het is dus belangrijk om te weten hoe ze werken. Doe er je voordeel mee!

 

© Anna van den Berg, 2017

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *