Flash News
  • Hij luistert niet… Puberstreken? Ik vond vanmorgen een labrador. Gewoon bij een kom water waar ik langs liep met de honden. Terwijl ik de holle weg omhoog wandelde en…
  • Stelling: je moet een… Elke tak van sport kent zijn stellingen, vaak zijn ze duurzaam. Veel van die stellingen hebben een bijna onbeperkte houdbaarheid. Sommige worden met de tijd…
  • (On)sportief gedrag Ik heb gehoorzame en werklustige honden, een opdracht weigeren doen ze eigenlijk nooit. Een apport laten liggen omdat ze er geen zin in hebben is…
  • Checklist voor de SJP En dan is het wedstrijdseizoen weer aangebroken! De SJP zijn van start gegaan, de MAP volgen over een tijdje en elke keer vraagt het van…
  • Stropende honden Laten we het beestje maar bij de naam noemen: jachthonden die niet onder controle staan wanneer zij van de lijn gaan, die ongeoorloofd zelfstandig op…
Algemeen / Gezondheid / Jachthondenrassen

Raszuivere jachthonden of kruisingen fokken?

Ik sprak laatst een fokker die er niet over te spreken was dat er binnen zijn ras met “niet raszuivere honden” gefokt werd. De fokker doelde daarmee op honden die in het land van herkomst een paar generaties geleden een vergelijkbaar ras ingekruist hebben gekregen. Door met deze honden te fokken zou je je eigen rasstandaard geweld aan doen, zo was zijn mening…

Foto: J. Kempes

Nu ben ik er zelf ook niet zo’n voorstander van om andere, vergelijkbare hondenrassen in te kruisen, maar dat heeft een andere reden, daar kom ik straks nog op terug.

Uniformiteit

Vanaf het moment dat mensen (jacht)hondenrassen zijn gaan veredelen is in rassen uniformiteit ontstaan. Met een ideaalbeeld voor ogen is er een bepaald soort hond vormgegeven en uiteindelijk is daar een rasstandaard opgeschreven, de meeste rassen werden uiteindelijk (FCI) erkend en de stamboeken gingen dicht. Er mocht alleen nog met raszuivere honden gefokt worden, dit om te waarborgen dat het ras niet zou veranderen. Eind goed al goed, of toch niet?

Mensen zijn competitieve wezens. Mensen willen graag uitblinken, de grootste, de mooiste, de duurste, de verzinhetmaarste hebben. En omdat we dat willen, fokken we graag met de beste honden die we kunnen vinden. Allemaal heel begrijpelijk, en op zich ook weinig op tegen, maar niet zelden ontstaat er een bepaalde tunnelvisie, en daar ontstaan de problemen. Wanneer alle fokkers achter dezelfde kampioensreuen (en werk of exterieur maakt daarbij geen verschil!) aanlopen, ontstaat maar al te snel het ‘popular sire syndrome’. Een bepaalde reu kan op die manier een enorm stempel op een populatie drukken. Als dan na verloop van een aantal generaties blijkt dat die geweldige apporteur, of die fantastisch mooie reu ook nog iets anders, iets onwenselijks aan zijn vele nakomelingen heeft doorgegeven, dan heb je de poppetjes aan het dansen. Want die problemen kunnen dan zomaar diep in een populatie doorgedrongen zijn, en die heb je er niet eenvoudig meer uit!

Verloren

Voor elke populaire reu die gebruikt is, is een minder interessante reu overgeslagen. Die minder interessante reu had echter misschien een ontzettend belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het ras, maar helaas… Die reu is nooit ingezet in de fokkerij, en zijn genenmateriaal is voor altijd verloren. Eeuwig zonde, want wie weet hoe waardevol deze reu had zullen zijn?

Het popular sire syndrome gaat niet enkel over problemen die per ongeluk in een populatie sluipen. Het gaat ook over vernauwing van de genenpool. En dat is uiteindelijk misschien nog wel een grotere bedreiging voor een populatie dan aandoeningen! Stel je eens voor: In een bepaald ras was een bepaalde reu veel ingezet in de fokkerij. Veel van zijn nakomelingen waren erg succesvol en om die reden ook veel in de fokkerij ingezet. Vijf generaties zijn we inmiddels verder, en bij zeker driekwart van de Nederlandse honden is deze reu in de stamboom terug te vinden. En dat is dus een probleem, want zoiets dubbelt per generatie steeds verder op. Het inteeltcoëfficiënt wordt hoger en hoger, totdat je uiteindelijk helemaal vastloopt omdat er simpelweg geen onverwante partners meer te vinden zijn. Dit probleem speelt bij jachthondenrassen helaas ook, en door ondeskundigheid of wanbestuur worden door rasverenigingen te vaak de verkeerde prioriteiten gesteld. Met elke volgende generatie staat het ras er dan weer een stapje slechter voor helaas…

Zo lang een ras geen ernstige erfelijke aandoeningen heeft kun je jezelf goed voor de gek blijven houden dat je ras gezond is. Daarmee draai je jezelf echter een rad voor ogen, want de vraag is niet óf er problemen ontstaan, maar wanneer er problemen ontstaan. De eerste signalen dat het niet goed gaat in een ras, zijn vaak dat de langlevendheid bij honden afneemt, ze worden minder oud dan ze ooit werden. Maar ook zie je vaak dat er problemen in de fokkerij ontstaan: teven nemen niet meer op, reuen willen niet meer dekken, of er worden steeds vaker kleine nesten geboren. Allemaal signalen dat er problemen in het ras zitten.

Effectieve populatie

Denk niet dat dergelijke problemen alleen maar voorkomen bij “kleine rassen”. Het gaat namelijk niet om de grootte van een populatie, maar om de effectieve populatie. Een populatie van 3000 honden kan genetisch net zo verarmd zijn als een populatie van 300 honden. Dat zie je vaak niet wanneer je stambomen naast elkaar legt, maar wanneer je verder gaat pluizen en meerdere generaties meeneemt kun je voor onaangename verrassingen komen te staan!

Doe je er dan goed aan om gewoon buiten rasverenigingen om te fokken? Jouw labrador met de labrador van je jachtmaat? Nou, nee… Want als je niet weet wat er generaties eerder op de stambomen stond, dan is het ook maar een kwestie van gokken dat er geen problemen zullen ontstaan. Met kruisingen of stamboomloze honden fokken is al net zo min verantwoord fokken. Dat een hond zonder stamboom gefokt is wil niet zeggen dat hij dan niet verwant is aan honden die wel een stamboom hebben. Je weet het gewoonweg niet. Als fokker, ook al fok je maar één nest met je teef, moet je je bewust zijn van je aansprakelijkheid. Als je zieke honden fokt, dan kun je als fokker in grote problemen raken. Je hebt de morele, maar ook wettelijke plicht om zo zorgvuldig mogelijk te fokken. Doe je dat niet, dan kun je daarvoor ter verantwoording voor geroepen worden bij de rechter!

Problemen

Binnen de jachthondenrassen spelen er ook bepaalde problemen. Grote of minder grote, maar ze zijn er wel. Van epilepsie tot oogproblemen tot seizoensgebonden kaalheid tot kanker. Wanneer de genetische basis binnen het ras smal is, wordt het ontzettend moeilijk om zulke groeiende problematiek terug te brengen. Wie als fokker hart heeft voor zijn ras, maakt verantwoorde keuzes en draait anderen (maar vooral zichzelf!) geen rad voor ogen. Wanneer we over tig jaar nog steeds de honden van ons hart willen hebben, dan moeten we nú zorgen dat we het zo goed mogelijk doen! Dat betekent dat rasverenigingen en fokkers op het grote geheel moeten gaan focussen en niet op kleine details.

Het grootste gevaar voor fokken binnen een gesloten populatie is overselectie. Wanneer je een gigantische genenpool hebt om uit te putten, dán kun je kritisch zijn op de dieren waarmee je fokt. Maar die genenpoel is vaak vele malen kleiner dan mensen beseffen en daarin schuilt het grote gevaar. Want door overselectie wordt die genenpoel vaak kleiner en kleiner, tot je uiteindelijk echt vastloopt.

Inkruisen of outcross

Inkruisen van vergelijkbare rassen is niet de oplossing, want dit brengt maar zeer beperkt ‘vers bloed’ in. Dat is mijn persoonlijke bezwaar tegen inkruisen van zulke honden. Ik vond een artikel op internet waarin gesteld werd dat de flatcoated retriever als ras gebaat zou zijn met input van de labrador retriever. Ik begrijp de gedachte er achter, maar het is geen langetermijnoplossing. Wanneer je werkelijk nieuw bloed in een ras wilt toevoegen, doe je er op lange termijn echt het verstandigst aan om eenmalig een totaal onverwant ras in te kruisen. Voor mijn part een kelpie in de flatcoat. Dán breng je nieuw genetisch materiaal in. Met die kruisingen fok je dan weer verder met raszuivere honden. In slechts een paar generaties heb je het afwijkende type weggefokt, maar dan heb je er wel een heleboel nieuwe genen ingebracht. Uiteraard is dat een enorme stap, en heel begrijpelijk schrikken fokkers en rasverenigingen daar voor terug. Toch is het een beproefde manier die rassen bij de rand van de afgrond vandaan kan trekken. De Nederlandse Vereniging voor Stabij en Wetterhounen is al een paar jaar bezig met een zeer goed doortimmerd outcrossproject om de Wetterhoun te kunnen behouden. Outcross is niet zomaar even geregeld, het is een meerjarenplan dat met beleid moet worden opgesteld. Verschillende partijen moeten daar overeenstemming in bereiken voordat het zover is.

Langetermijnplanning

Om zoveel mogelijk bij te sturen voordat een ras in de gevarenzone komt, doen fokkers, dus ook jachthondenfokkers er verstandig aan om ver vooruit te kijken. Het gaat namelijk niet uitsluitend om honden die op het exterieur gefokt zijn. Fokken op werkeigenschappen is net zo goed selectie! Door te fokken met een zo laag mogelijke verwantschap tussen de ouderdieren. Maar ook door goed te kijken naar de waarde van fokdieren. Liever zo min mogelijk nesten met zoveel mogelijk verschillende ouderdieren dan veel nesten met een paar ouderdieren. We zijn als eigenaars, (voor)jagers, fokkers allemaal verantwoordelijk voor de instandhouding van onze jachthonden. Laten we dat dan ook naar eer en geweten doen!

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *