De groep van Britse staande honden bestaat uit de setterrassen en de pointer. De ontstaansgeschiedenis van de setters is min of meer terug te voeren naar oude Britse spaniëls, de pointer heeft echter grotendeels een andere oorsprong: die van Spaanse, Franse en Italiaanse kortharige vogelhonden. Op basis van geschilderde afbeeldingen wordt aangenomen dat al in de 15e eeuw op pointers gelijkende honden bestonden.

Vanaf het moment dat de nettenjacht op veerwild overging op jagen met een vuurwapen ontstond er behoefte aan een ander soort hond: een die wild goed vast kon zetten tot de jager dichtbij genoeg was gekomen om het te kunnen schieten. De ontwikkeling van de pointer nam een grote vlucht en het ras werd bijzonder populair. Wanneer men voor de leek het beeld moet schetsen van een voorstaande hond, dan is de Engelse pointer het beeldmerk dat men zich voor de geest haalt.

De Engelse pointer is een elegante, kortharige, racy hond. Het lichaam is droogbespierd met een schofthoogte voor reuen van 63,5-68,5 cm en 61-66 cm voor teven. Het zijn evenwichtige, vriendelijke en zachte honden. Harde aanpak is bij deze honden absoluut niet nodig en zelfs ongewenst.

De manier waarop de Engelse pointer werkt is indrukwekkend. Deze hond heeft een ongekend ruime zoekwijze en kan in hoog tempo een enorm perceel bejagen. Dit is een wildvinder pur sang en alle veerwild zal met veel autoriteit voorgestaan en op de plaats gehouden worden. Helaas is Nederland echt te klein om dit fantastische ras in te laten werken, de jachtvelden zijn simpelweg te klein en te versnipperd voor een hond met zo’n grote zoekwijze. Toch is er in de (internationale) veldwedstrijden nog emplooi te vinden voor deze honden, hier komen ze als de specialist die ze zijn dan ook het beste tot hun recht.
