De herkomst van de Duitse staande langhaar is niet helemaal duidelijk, maar wat we wel weten is dat de langhaar geen verwantschap heeft met de Duitse staande draadhaar en korthaar. Er is verwantschap tussen rassen als de grote en kleine Münsterlander de Drentsche patrijshonden. In dat geval worden de ‘spioenen’, de honden die in de middeleeuwen vanuit Spanje in de rest van Europa terechtkwamen, als voorouders beschouwd. De grote Münsterlander is overigens ontstaan uit de Duitse staande langhaar.
Voordat de officiële rasstandaard werd opgesteld kwam de langhaar in meerdere kleuren voor, zoals zwart(bont), bruin(bont) of driekleur, maar in de standaard werden uiteindelijk alleen bruin en bruinbont met een bepaalde mate van ticking (schimmelkleur) opgenomen. De zwartbonte langharen splitsten zich toen af en zouden later als apart ras, de grote Münsterlander erkend worden. Heel soms worden er in Nederlandse lijnen gefokte wel eens blonde langhaarpups geboren, dit is een niet-erkende kleur en om die reden ongewenst. De zachte vacht is op het lichaam middellang en toont bevedering aan oren, borst, staart en poten. De schoftmaten die de standaard voorschrijft zijn voor reuen 60 tot 70 cm, voor teven 58 tot 66 cm.
Gemiddeld genomen heeft de langhaar een ruime zoekwijze die vergelijkbaar is met die van de Duitse staande draadhaar en korthaar. Net als deze twee rassen is ook de langhaar een allrounder en dus veelzijdig in te zetten in de praktijk.
Waar van de andere Duitse rassen, zoals de Duitse staande draadhaar en korthaar nog wel eens gezegd wordt dat ze een stevige aanpak verlangen, voor de langhaar gaat dat niet altijd op. Hoewel het per lijn en per hond kan verschillen zijn het zijn soms tamelijk zachte honden die makkelijk leren en met inzicht en beleid afgericht moeten worden. Overigens neemt dat nog steeds niet weg dat ook de langhaar een temperamentvolle werkhond is die duidelijke begrenzing en een taak nodig heeft.
Ondanks het sensibele karakter beschikt de langhaar, evenals de Duitse staande draadhaar en de weimaraner over een bepaalde scherpte die maakt dat de hond in bepaalde situaties een zekere waak- en verdedigingsdrang laat zien. Boswachters die stropers aan wilden pakken hadden immers een hond nodig die ze in bedreigende situaties kon beschermen. Behalve waak- en verdedigingsdrang is ook de langhaar, net als veel andere staande jachthonden roofwildscherp.
Ondanks dat het ras tegenwoordig ook als niet-werkhond gehouden wordt is de Duitse staande langhaar nog altijd een zeer gewaardeerde en veelzijdige hond in de praktijkjacht.