Grofwild is de verzamelnaam die gebruikt wordt voor grote hoefdieren in het wild. Denk dan aan het edelhert, damhert, ree, moeflon en wild varken.
In Nederland worden geen jachthonden ingezet bij de grofwildjacht. In sommige van de ons omringende landen doet men dat wel, bijvoorbeeld bij drijfjachten op wild zwijn, of om in een bepaald gebied reewild te kunnen tellen. In Nederland is dit echter allemaal niet toegestaan. Grofwild wordt meestal aangeberst (beslopen) en dan geschoten, of wachtend vanaf een hoogzit.
Toch zijn jachthonden ook bij de grofwildjacht onmisbaar. Hoe vakkundig en zorgvuldig de jager ook is, het kan helaas gebeuren dat het wild niet ter plaatse dood neervalt, maar nog een stukje doorloopt. In een dicht begroeid bos ben je zo’n dier dan snel uit het oog verloren en op de adrenaline kan het soms nog een behoorlijk stuk lopen. Uiteraard moet door de jager alles in het werk gesteld worden om een gewond dier te vinden zodat het onnodig lijden bespaard kan worden. Hier komt de jachthond weer in beeld, want bij het nazoeken van wild is een goede hond onmisbaar. De hond kan dan op het zweetspoor, zweet is een jagersterm voor bloed, van het dier worden gezet, om zo het dier zo snel mogelijk te kunnen vinden.
Er zijn bepaalde rassen die gespecialiseerd zijn in dit werk, zoals de Hannoveranischer of Bayrischer Gebirgsschweisshund. Ook andere hondenrassen zoals teckels of bepaalde brakken zoals de bassethound worden hier vaak voor ingezet. Continentale staande honden zijn allrounders, en zij worden hier eveneens vaak voor opgeleid.