De ontstaansgeschiedenis van de rode en de rood-witte Ierse setter loopt gelijk op. Aanvankelijk waren alle Ierse setters rood-wit, maar in de 19e eeuw werden de eenkleurigen apart gefokt. Deze eenkleurigen werden al snel populair als showhond, vanwege hun prachtige vacht en hun mooie rode kleur. Hierdoor ontstond uiteindelijk een afsplitsing tussen show- en werklijn. Bij de rood-witte Ieren speelde dit nauwelijks, zij waren al die tijd op werkeigenschappen gefokt gebleven en dat zag je dan ook duidelijk terug in het uiterlijk: lichter gebouwd en een minder lange vacht.
De rood-witte Ier is een elegante, maar sterk gebouwde jachthond met een lichaam dat gemaakt is om lange tijd intensief te kunnen werken. De prachtige lange vacht is altijd roodbont, dus wit met rode platen. Schofthoogte voor reuen is: 62-66 cm, voor teven 57-61 cm.
De rood-witte Ier is echt een jachthond pur sang: hij neemt ruim veld en staat resoluut voor. Het karakter is het kenmerkende setterkarakter: zacht, vriendelijk en mensgericht. Het is geen hond voor parforce dressuur, een consequente, maar eerlijke aanpak werkt beter. Omdat de setters allemaal tot de specialisten voor het werk voor het schot behoren mag duidelijk zijn dat apporteerwerk niet hun sterkste kant zal zijn. Het kan ze zeker aangeleerd worden, maar wie echt een allrounder wil hebben kan beter op zoek gaan naar een continentale staande hond.