Het was zo’n 175 jaar geleden toen Engelse vissers die, voor de oostkust van Canada bij het schiereiland “Labrador” aan het vissen waren, aanmeerden in een vissershaventje van het genoemde schiereiland. Zij zagen daar behendige, mentaal en fysiek sterke, door de onherbergzaamheid van de kuststreek van Newfoundland geharde honden die, onvermoeibaar en zwemmend in het koude water, de lokale vissers hielpen met het binnenhalen van de netten. Maar ook zagen ze dat die honden er tussendoor ook nog de vissen apporteerden die zich uit de mazen van net wisten te bevrijden. Deze vissers besloten bij hun terugkeer naar Engeland om een aantal van die honden die, ter plaatse “Honden van St. John” werden genoemd, mee te nemen.
Eenmaal in Engeland werden deze intelligente honden, om hun neus te verbeteren, gekruist met verschillende Engelse jachthondenrassen, ervoor wakend dat hun zwem- en apporteercapaciteiten behouden bleven.Het waren vooral de tweede en derde graaf van Malmesbury die, op hun landgoed Heron Court nabij Poole in Zuidwest Engeland hierin een voortrekkersrol vervulden.
Jagers die kennismaakten met deze honden waren enthousiast over hun zwem- en apporteer kwaliteiten, hun intelligentie, hun meer dan goede neus en de wil om voor zijn baas door het vuur te gaan (in modern Nederlands: “Zijn will to please”). Ze werden in Engeland vooral ingezet op de jacht op waterwild in waterrijke en moerassige gebieden.
Vanuit Heron Court begon de zegetocht over de wereld van deze honden die, na de erkenning in 1903 door de Engelse Kennelclub als “Labrador Retriever” verder door het leven gingen en geroemd en beroemd werden.
De moderne Labador Retriever is er in drie erkende kleurslagen, te weten: Zwart, geel en lever/chocoladekleurig. De gele kleur kan variëren van lichtroomkleurig tot vossengoud. De reu heeft een schofthoogte die tussen de 55 en 57 cm ligt en het teefje heeft een schofthoogte die varieert van 54 tot 56 cm.
Oorspronkelijk was de hoofdkleur zwart. Geel kwam in veel mindere mate voor en werd pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw populair. De bruine kleur werd lang als een fout gezien en is heel veel later aan de rasstandaard toegevoegd Het gewicht van een volwassen Labrador gaat van 25 tot ongeveer 35 kilogram. De beharing van de Labrador is kort, dicht en heeft een waterafstotende ondervacht. Zijn vacht vergt weinig onderhoud. Af en toe borstelen volstaat.
Met zijn prettige, stabiele, rustige en vriendelijke karakter en zijn werklust is de Labrador niet voor niets al vele jaren de meest populaire jacht- en huishond in Nederland. Met zijn wil om de baas te behagen, zijn leergierigheid en zijn intelligentie is de Labrador niet moeilijk op te voeden.
Net als bij de opvoeding van andere rassen vraagt ook de Labrador om een consequente en afwisselende opvoeding en training. Sleur is ook hier dodelijk voor het enthousiasme. Zoek dus steeds nieuwe variaties en uitdagingen in oefeningen, terreinen en wateren.
Ook is de Labrador, naast een hond met doorzettingsvermogen, een harde hond die niet snel zal laten blijken dat hij/zij pijn lijdt. Door zijn onvolprezen karaktereigenschappen is de Labrador ook uitermate geschikt om als reddings-, hulp- en blindengeleidehond te worden opgeleid.
Op jacht werkt de Labrador in principe na het schot en is daarin onovertroffen. Het zijn uitstekende zwemmers. Wanneer ze, mits goed opgeleid, zelfstandigheid aan luisteren koppelen zijn het ideale honden om mee het veld in te gaan.
De Labrador Retriever, een hond om mee te jagen, een hond om van te houden.
Met dank aan Henk van Roon en de “Nederlandse Labrador Vereniging”.