Zweetwerk is het nazoeken van (grof)wild dat aangeschoten is, of verkeersslachtoffer is geworden. Hoe vakkundig en zorgvuldig de jager ook is, het kan helaas gebeuren dat het wild niet ter plaatse dood neervalt, maar nog een stukje doorloopt. In een dichtbegroeid bos ben je zo’n dier dan snel uit het oog verloren en op de adrenaline kan het soms nog een behoorlijk stuk lopen. Uiteraard moet door de jager alles in het werk gesteld worden om een gewond dier te vinden zodat het onnodig lijden bespaard kan worden. Hierbij zijn goed voor het zweetwerk opgeleide jachthonden onmisbaar. De hond kan dan op het zweetspoor van het dier worden gezet, om zo het dier zo snel mogelijk te kunnen vinden.
Er zijn bepaalde rassen die gespecialiseerd zijn in dit werk, zoals de Hannoveranischer of Bayrischer Gebirgsschweisshund. Ook andere hondenrassen zoals teckels of bepaalde brakken zoals de bassethound worden hier vaak voor ingezet. Continentale staande honden zijn allrounders, en zij worden hier eveneens vaak voor opgeleid.
Eigenlijk zou er voor, of bij iedere grofwildjacht een goed opgeleide zweethond beschikbaar moeten zijn. Zweetwerktraining is een zeer intensieve training, die nog te vaak wordt onderschat. Passie en doorzettingsvermogen van hond en voorjager worden hier flink bij op de proef gesteld en de praktijk ligt nog ver van de theorie en de proeven af. Een hond kan weliswaar mooie zweetwerkproeven hebben gelopen en er een of meerdere veldwerkkwalificaties voor hebben behaald, maar dat wil nog niet zeggen dat de hond ook al in staat is een natuurnazoek te volbrengen. Proeven zijn kunstmatig en kennen altijd hun beperkingen, de praktijk is grillig en brengt veel onverwachte situaties met zich mee waar hond en voorjager een weg in moeten vinden. Ook hier geldt weer dat de hond voorbereid kan worden op de praktijk, maar dat de hond in de praktijk pas écht kan leren wat hij moet doen.
Er zijn meerdere plaatsen in Nederland waar je met je hond zweetwerktraining kunt volgen. Na voltooien van de opleiding heb je nog geen zweethond, maar je hebt dan wel een indicatie over de aanleg van de hond voor dit werk in de praktijk. Meer nog dan bij andere jachttrainingen moet ook de voorjager praktijkgerichte kennis tot zich nemen. Hij moet op basis van de aanschotplaats bijvoorbeeld kunnen zeggen wat voor verwonding het dier moet hebben. Alle verschillende verwondingen laten specifieke sporen achter en het is zaak om die verwondingen te herkennen zodat de juiste strategie voor de nazoek bepaald kan worden. Afhankelijk van de verwondingen kan het namelijk in sommige gevallen verstandiger zijn om nog een aantal uur te wachten met nazoek, andere kunnen dan weer om direct nazoeken vragen.
Natuurzoeken zijn niet zonder gevaar, een gewond dier kan in nood rare dingen doen en heel gevaarlijk zijn voor zowel voorjager als hond. Hier moet je je te allen tijde bewust van blijven. Ook moet de voorjager zich goed realiseren dat een nazoek heel lang kan duren, en dat het veel van de hond vraagt. Zeker bij droog weer moet de voorjager voldoende drinkwater meenemen voor zijn hond.